Op een zomeravondwedstrijd, leerde ik dat de term ‘overstag gaan’ in de zeilwereld een andere betekenis heeft dan je om laten praten, je mening veranderen of ergens een andere draai aan geven.
Ondanks weinig wind, die bewuste avond, voeren we toch met de Huizer Botters uit. Op de motor, die een rookgordijn opwierp voor onze achtervolgers, tuften we de haven uit op weg naar ons startpunt. De motor werd uitgeschakeld en alle zeilen werden bijgezet om elk zuchtje wind te op te vangen. Als zeil-analfabete kon ik slechts toekijken en beter nog: vooral niet in de weg lopen en staan. Ik oefende mijn techniek in wegduiken, onderduiken en opzij springen. Was ik van het voorjaar toch maar op het aanbod om schipperslessen te volgen ingegaan!
We driften totdat het startsein klonk. Onze schuit de HZ 45 voer vooraan, maar werd al spoedig, tot grote hilariteit van de andere schippers, ingehaald. Voor de nodige diepgang, werden we op het dek uitgenodigd. Waren we toch nog van nut. De matrozen op de buurbotter meenden quasi spottend dat ze ons niet moesten verklappen de emmer aan de zijkant van de schuit binnen te halen.
Even voer het varend musea zij aan zij, wat volgens mij voor toeschouwers een plechtig schouwspel geweest moet zijn. De zon zakte gestaag in de gouden lucht en weerspiegelde zich in de maan.
Hoewel het ons niet helemaal voor de wind ging, glipte het Gooimeer ongemerkt redelijk snel onder de schuit door. Hoopvol concludeerden we dat de botter zwemmend niet bij te houden was. We koersten op het draaipunt aan om overstag te gaan. Het zwaard werd neergelaten, het roer geforceerd en zodra we door de wind waren, trokken mijn inmiddels jeukende handen samen met mijn partner aan een dik touw het tweehonderd kilo wegend zwaard omhoog. Ons avondje sportschool konden we die week overslaan.
De goud-oranje hemel weerspiegelde in het water. We aanschouwden het natuurspel ademloos en luisterden naar de stilte en vergaten bijna dat we aan een wedstrijd deelnamen. Maar volgens mij was deze wedstrijd eerder een poging tot onthaasten.
Om op tijd, en dus voor het donker werd, de haven in te varen, zette de schipper de motor weer aan. Ronkend en rokend voeren we de pier langszij op weg naar onze ligplaats. De laatste botter moest zijn plekje vinden met de allerbeste stuurlui aan wal.
We dronken nog een biertje. Ons werd gevraagd hoe we het vonden. Ik had genoten maar baalde dat ik toch te weinig mee kon helpen. Dat het wel echt vakmanschap en kennis vereiste om zo’n schuit te kunnen bedienen. Ik vroeg me bij mezelf af hoe de vissers dit vroeger deden, terwijl ze ook nog de netten inhaalden en de vis in de bun overhevelden.
Opnieuw luidde het aanbod deel te nemen aan de lessen.
Misschien ga ik ooit alsnog overstag.
No Comments